Cass. (2e k.) AR P.15.0316.F, 10 juni 2015 (C.C., C.C., C.M., Le procureur général près la Cour d'appel de Bruxelles / L.A.)

Search in library

Search books and journals in the library.

Search in full text

Search for specific content based on search terms and filters.

Full text
Journal
Number 312
Article
Cass. (2e k.) AR P.15.0316.F, 10 juni 2015 (C.C., C.C., C.M., Le procureur général près la Cour d'appel de Bruxelles / L.A.)

Year 2015 Volume 2015 Number 312 Page 2 Language Dutch Court Hof van Cassatie - Cour de Cassation, 10/06/2015 Reference “Cass. (2e k.) AR P.15.0316.F, 10 juni 2015 (C.C., C.C., C.M., Le procureur général près la Cour d'appel de Bruxelles / L.A.)”, DJK 2015, nr. 312, 2 Recapitulation Samenvatting 1 De wet vestigt een onweerlegbaar vermoeden van gebrek aan toestemming in hoofde van elke persoon van minder dan zestien jaar op het moment waarop hij het voorwerp uitmaakt van een handeling die een aantasting uitmaakt van diens seksuele integriteit. De werkelijkheid van die aantasting wordt objectief beoordeeld en niet in functie van het individuele gevoel van het kind. Hieruit vloeit voort dat het strafbare karakter van de handeling niet afhankelijk is van het bewustzijn dat of de perceptie die de minderjarige daarvan heeft op het moment waarop hij er het voorwerp van uitmaakt, noch van het onbehagen, de gêne of de schaamte die de handelingen van de dader al dan niet bij hem hebben gewekt. Samenvatting 2 De wet stelt een onweerlegbaar vermoeden van gebrek aan toestemming in ten aanzien van ieder persoon beneden de leeftijd van zestien jaar, op het ogenblik waarop jegens hem een handeling wordt gepleegd die zijn seksuele integriteit in het gedrang brengt. (Art. 372, 373 en 374 Sw.). Samenvatting 3 Het bestaan van de aanranding van de seksuele integriteit van ieder persoon beneden de leeftijd van zestien jaar op het ogenblik waarop de handeling wordt gesteld, wordt objectief en niet op grond van de persoonlijke indruk van het kind beoordeeld. Daaruit volgt dat het strafbare karakter van de handeling niet afhangt van het besef of het beeld dat de minderjarige ervan heeft op het ogenblik waarop de handeling jegens hem wordt gepleegd, noch van het onbehagen, de gêne of de schaamte die de handelingen van de dader al dan niet bij hem hebben opgewekt. (Art. 372, 373 en 374 Sw.).

Dear visitor

This page is reserved for Jurisquare members.

If you already are a member, please click the 'Log in' button below. If you would like to become a member, please click the 'Subscribe' button below. You can have access to the largest legal library in Belgium from € 422,57(VAT excl.) onwards!