- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 2
- Artikel
- Grondwettelijk Hof nr. 145/2019, 17 oktober 2019 (vzw Natuurpunt e.a.)
Volume 2020 : 2
Coronamaatregelen in het Vlaamse omgevingsrecht
Het Vlaamse Gemeentewegendecreet: een eerste wettelijke verankering van het beginsel van de gelijkheid van de burgers voor openbare lasten
De vervoerregio's onder het Decreet Basisbereikbaarheid
Artikel 194 Gemeentedecreet: eeuwenoud, springlevend, gecontesteerd. Waarom moet een inwoner namens zijn gemeente in rechte kunnen treden?
Coronamaatregelen in het Vlaamse omgevingsrecht
Pol. Leuven nr. 18A222, 4 juni 2019
[Specifieke regels en procedures bij GAS-boetes voor bepaalde parkeer- en verkeersovertredingen: de redelijkheid van de termijn waarbinnen de sanctie wordt opgelegd]
Grondwettelijk Hof nr. 145/2019, 17 oktober 2019 (vzw Natuurpunt e.a.)
De risico's van het uithollen van participatiemogelijkheden van burgers
Antwerpen (B3M k.) nr. 2019/AR/179, 27 april 2020
RvS (7e k.) nr. 245.878, 24 oktober 2019 (vzw M. / de deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen)
RvS (7e k.) nr. 246.072, 14 november 2019 (vzw Vlaams Zweefvliegcentrum Phoenix / vzw Milieufront Omer Wattez)
RvS (10e k.) nr. 246.253, 3 december 2019 (nv N. en J.M. / de gemeente (…) en de Provincie A.)
RvS (10e k.) nr. 246.254, 3 december 2019 (nv N. en J.M. / de gemeente (…) en de Provincie Antwerpen)
Raad Vergunningsbetwistingen (1e k.) nr. A/1920/0265, 19 november 2019
Raad Vergunningsbetwistingen (7e k.) nr. A/1920/0376, 17 december 2019
Raad Vergunningsbetwistingen (9e k.) nr. S/1920/0497, 28 januari 2020
Raad Vergunningsbetwistingen (3e k.) nr. A/1920/0540, 11 februari 2020
Coronamaatregelen in het Vlaamse omgevingsrecht
Het Vlaamse Gemeentewegendecreet: een eerste wettelijke verankering van het beginsel van de gelijkheid van de burgers voor openbare lasten
De vervoerregio's onder het Decreet Basisbereikbaarheid
Artikel 194 Gemeentedecreet: eeuwenoud, springlevend, gecontesteerd. Waarom moet een inwoner namens zijn gemeente in rechte kunnen treden?
Coronamaatregelen in het Vlaamse omgevingsrecht
Pol. Leuven nr. 18A222, 4 juni 2019
[Specifieke regels en procedures bij GAS-boetes voor bepaalde parkeer- en verkeersovertredingen: de redelijkheid van de termijn waarbinnen de sanctie wordt opgelegd]
Grondwettelijk Hof nr. 145/2019, 17 oktober 2019 (vzw Natuurpunt e.a.)
De risico's van het uithollen van participatiemogelijkheden van burgers
Antwerpen (B3M k.) nr. 2019/AR/179, 27 april 2020
RvS (7e k.) nr. 245.878, 24 oktober 2019 (vzw M. / de deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen)
RvS (7e k.) nr. 246.072, 14 november 2019 (vzw Vlaams Zweefvliegcentrum Phoenix / vzw Milieufront Omer Wattez)
RvS (10e k.) nr. 246.253, 3 december 2019 (nv N. en J.M. / de gemeente (…) en de Provincie A.)
RvS (10e k.) nr. 246.254, 3 december 2019 (nv N. en J.M. / de gemeente (…) en de Provincie Antwerpen)
Raad Vergunningsbetwistingen (1e k.) nr. A/1920/0265, 19 november 2019
Raad Vergunningsbetwistingen (7e k.) nr. A/1920/0376, 17 december 2019
Raad Vergunningsbetwistingen (9e k.) nr. S/1920/0497, 28 januari 2020
Raad Vergunningsbetwistingen (3e k.) nr. A/1920/0540, 11 februari 2020
Jaar
2020
Volume
2020
Nummer
2
Pagina
120
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Grondwettelijk Hof - Cour Constitutionnelle - Arbitragehof - Cour d'Arbitrage, 17/10/2019
Referentie
E. LANCKSWEERDT, “Grondwettelijk Hof nr. 145/2019, 17 oktober 2019 (vzw Natuurpunt e.a.)”, TVGEM 2020, nr. 2, 120-123
Samenvatting
Samenvatting 1 Het Hof vernietigt artikel 5.7.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, ingevoegd bij artikel 94 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 8 december 2017 « houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving ». Het verschil in behandeling tussen de diverse categorieën van rechtsonderhorigen berust op een objectief criterium, te weten of de handelingen of werken plaatsvinden in « landschappelijk waardevol agrarisch gebied » of niet. Enkel de rechtsonderhorigen die de gevolgen ondergaan van de wijziging van het gewestplanvoorschrift voor het « landschappelijk waardevol agrarisch gebied », hebben niet de mogelijkheid gehad hun recht op inspraak uit te oefenen, terwijl de mogelijkheid tot inspraak wel bestaat voor rechtsonderhorigen die de gevolgen ondergaan van wijzigingen in gewestplanvoorschriften in een ander bestemmingsgebied en terwijl die mogelijkheid tot inspraak hun een waarborg biedt voor de vrijwaring van het recht op bescherming van een gezond leefmilieu (artikel 23, derde lid, 4°, van de Grondwet). Ondanks het feit dat een aantal waarborgen zijn voorzien met het oog op de bescherming van het landschap, veroorzaakt het bestreden artikel evenwel een dermate aanzienlijke achteruitgang met betrekking tot het leefmilieu dat het niet redelijk verantwoord is dat niet in inspraakmogelijkheden is voorzien. Het daaruit volgende verschil in behandeling is des te minder verantwoord nu in de regel wijzigingen in bestemmingsvoorschriften worden doorgevoerd via de vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan waarbij inspraakmogelijkheden wel aanwezig zijn, zoals nader bepaald in hoofdstuk II (« Ruimtelijke uitvoeringsplannen ») van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Er is geen enkel motief van algemeen belang op geldige wijze aangevoerd ter ondersteuning van die aanzienlijke achteruitgang in het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu. Samenvatting 2 Het Hof vernietigt artikel 2 , eerste lid, 4°, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 25 april 2014 « betreffende de omgevingsvergunning », gewijzigd bij artikel 111 , 1°, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 8 december 2017 « houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving », doch uitsluitend voor de gevallen waarin de Raad voor Vergunningsbetwistingen hetzij de administratie niet beveelt een nieuwe beslissing te nemen met toepassing van artikel 37 , § 1, hetzij met toepassing van artikel 37 , § 2, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 4 april 2014 « betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges » de hernieuwing dan wel de omzetting van de vergunning weigert. Door het instellen van een beroep tot nietigverklaring beoogt de verzoeker niet alleen de vernietiging van de bestreden bestuurshandeling maar ook de opheffing van de gevolgen ervan. Het voordeel dat voor de verzoeker voortvloeit uit de vernietiging kan in bepaalde gevallen buiten verhouding staan tot de verstoring die zij voor de rechtsorde met zich zou meebrengen. Dat is inzonderheid het geval wanneer de vernietiging niet in de weg staat aan een nieuwe geldige bestuurshandeling waarvan de geldigheid zou zijn vastgesteld. Het is in zulk een geval niet zonder redelijke verantwoording dat de wetgever voorziet in een regeling van voorlopige handhaving, op voorwaarde dat de rechter de administratie beveelt een nieuwe beslissing te nemen. Uit de strikte vereisten die in de bestreden regeling zijn vervat en het maximale uitstel van vijf maanden, blijkt niet dat zij op onevenredige wijze afbreuk doet aan het recht op een daadwerkelijke uitvoering van de uitspraak. De Raad voor Vergunningsbetwistingen kan bovendien, overeenkomstig artikel 37, § 2, van het decreet van 4 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, als de nieuw te nemen beslissing het gevolg is van een gebonden bevoegdheid van de verwerende partij, het arrest in de plaats stellen van die beslissing. Indien het arrest in dat geval een weigering inhoudt van de hernieuwing dan wel omzetting, volgt uit dat arrest dat geen legale exploitatie meer mogelijk is en in dat geval is het niet verantwoord dat de exploitatie alsnog kan worden voortgezet. Samenvatting 3 Hoewel het toepassingsgebied van richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad, 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's ruim moet worden geïnterpreteerd nu zij ertoe strekt een hoog niveau van milieubescherming te waarborgen en hoewel bepaalde handelingen van reglementaire aard in bijzondere omstandigheden dienen beschouwd te worden als "plannen" of "programma's" die onder de werkingssfeer van die richtlijn vallen, zijn noch regelgeving als zodanig, noch wetgeving als zodanig, onder de werkingssfeer van de richtlijn gebracht. Oordelen dat de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening of bepaalde onderdelen ervan onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen, zou erop neerkomen dat elke wetgeving en elke regelgeving die aanzienlijke effecten op het milieu kan hebben, overeenkomstig de richtlijn aan een milieubeoordeling zou moeten worden onderworpen, wat niet de bedoeling is geweest van de Europese wetgever. De artikelen 7 en 8 van het Verdrag van Aarhus 25 juni 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden zijn evenmin van toepassing op de aanneming van de bestreden bepaling, nu het geen plan of programma in de zin van artikel 7 van dat Verdrag betreft, noch een door een "overheidsinstantie" voorbereide uitvoerende regel of een "andere algemeen toepasselijke wettelijk bindende (regel) die een aanzienlijk effect (kan) hebben op het milieu", als bedoeld in artikel 8. Decretale bepalingen zijn door die laatste bepaling niet bedoeld, nu onder "overheidsinstanties" geen organen of instellingen zijn begrepen die optreden in een wetgevende hoedanigheid.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!