- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 3
- Artikel
- EHRM (5e afd.) nr. 23279/14, 7 januari 2016 (Bergmann / Duitsland)
Volume 2016 : 3
Het nieuwe misdrijf van voyeurisme en een aanpassing van het misdrijf van aanranding van de eerbaarheid en van verkrachting
Belaging niet langer klachtmisdrijf. Commentaar bij de wet van 25 maart 2016 tot wijziging van artikel 442bis van het Strafwetboek
Cass. (2e k.) AR P.15.0498.N, 8 april 2015 (C.S.)
De gewijzigde mobiliteit van magistraten: een interne aangelegenheid
Cass. (2e k.) AR P.15.1103.N, 5 januari 2016 (P.J.A.V.D.B. / P.M. bvba, P.V.B., Port handling services bvba e.a.)
[Nietigheid van een onregelmatig verkregen bewijselement]
De termijn voor herroeping van het uitstel van de tenuitvoerlegging van een straf omwille van nieuwe feiten
Cass. (2e k.) AR P.14.1268.N, 23 februari 2016 (M.D.)
Cass. (2e ch.) RG P.15.1679.F, 9 mars 2016 (Le procureur du roi de Bruxelles / Ben A.K.)
Formele aspecten van de buitengewone termijn voor verzet
Gent 23 juni 2015
Gent 30 juni 2015
KI Gent 11 augustus 2015
[Vervreemding van in beslag genomen goederen in de fase van de terechtzitting]
Corr. Oost-Vlaanderen (afd. Dendermonde) 17 november 2014
Het bevel tot medewerking van artikel 88quater Sv., het zwijgrecht en het verbod op zelfincriminatie
EHRM (2e afd.) nr. 47687/13, 17 november 2015 (Bamouhammad / België)
EHRM (5e afd.) nr. 23279/14, 7 januari 2016 (Bergmann / Duitsland)
EHRM (1e afd. ) nr. 71545/12, 21 januari 2016 (L.E. / Griekenland)
Het nieuwe misdrijf van voyeurisme en een aanpassing van het misdrijf van aanranding van de eerbaarheid en van verkrachting
Belaging niet langer klachtmisdrijf. Commentaar bij de wet van 25 maart 2016 tot wijziging van artikel 442bis van het Strafwetboek
Cass. (2e k.) AR P.15.0498.N, 8 april 2015 (C.S.)
De gewijzigde mobiliteit van magistraten: een interne aangelegenheid
Cass. (2e k.) AR P.15.1103.N, 5 januari 2016 (P.J.A.V.D.B. / P.M. bvba, P.V.B., Port handling services bvba e.a.)
[Nietigheid van een onregelmatig verkregen bewijselement]
De termijn voor herroeping van het uitstel van de tenuitvoerlegging van een straf omwille van nieuwe feiten
Cass. (2e k.) AR P.14.1268.N, 23 februari 2016 (M.D.)
Cass. (2e ch.) RG P.15.1679.F, 9 mars 2016 (Le procureur du roi de Bruxelles / Ben A.K.)
Formele aspecten van de buitengewone termijn voor verzet
Gent 23 juni 2015
Gent 30 juni 2015
KI Gent 11 augustus 2015
[Vervreemding van in beslag genomen goederen in de fase van de terechtzitting]
Corr. Oost-Vlaanderen (afd. Dendermonde) 17 november 2014
Het bevel tot medewerking van artikel 88quater Sv., het zwijgrecht en het verbod op zelfincriminatie
EHRM (2e afd.) nr. 47687/13, 17 november 2015 (Bamouhammad / België)
EHRM (5e afd.) nr. 23279/14, 7 januari 2016 (Bergmann / Duitsland)
EHRM (1e afd. ) nr. 71545/12, 21 januari 2016 (L.E. / Griekenland)
Jaar
2016
Volume
2016
Nummer
3
Pagina
267
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Europees Hof voor de Rechten van de Mens - Cour Européenne des Droits de l’Homme, 07/01/2016
Referentie
“EHRM (5e afd.) nr. 23279/14, 7 januari 2016 (Bergmann / Duitsland)”, TSTRAFRECHT 2016, nr. 3, 267-270
Samenvatting
Samenvatting 1 Het Hof stelt vast dat de nationale rechtbanken bevoegde overheden zijn en dat ze op basis van een objectief en recent psychiatrisch verslag hebben vastgesteld dat verzoeker aan een geestesstoornis in de zin van het interne recht leed. Gelet op zijn situatie was een behandeling met geneesmiddelen onder medische controle, alsook therapie nodig en de bodemrechter heeft deze situatie voldoende ernstig geacht (gecombineerd met alcoholgebruik) om de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de betrokkene te verminderen. Bijgevolg oordeelt het Hof dat verzoeker aan een “echte geestesstoornis” leidt in de zin van art. 5, § 1 e) EVRM. Bovendien stelt het vast dat zijn geestesstoornis een dergelijke aard of omvang heeft dat de internering gerechtvaardigd is rekening houdend met het zeer hoge risico dat hij in geval van invrijheidstelling zware, seksueel gemotiveerde geweldsmisdrijven zal plegen. Wat het voortduren van de geestesstoornis betreft, wijst het Hof erop dat op grond van de toepasselijke wetgeving het behoud van verzoeker in veiligheidsdetentie slechts kan worden bevolen voor zover en in de mate dat er een hoog risico blijft bestaan dat de betrokkene in geval van invrijheidsstelling recidiveert wegens deze stoornis. Verzoeker is dus een “geesteszieke” in de zin van art. 5 § 1 e) EVRM. Het Hof doet geen uitspraak over de vraag of hij ook onder de categorie van de “verslaafden aan alcohol” in de zin van deze bepaling valt. Het Hof stelt bovendien vast dat de verzoeker gedetineerd is in een instelling die geschikt is voor een persoon met een geestesstoornis. Hij bevindt zich in een centrum voor personen in veiligheidsdetentie dat recent werd gebouwd volgens de nieuwe federale regels die vereisen dat een dergelijke detentie wordt uitgevoerd in een instelling die de gedetineerde individuele zorgen en follow-up biedt. Onder de werknemers bevindt zich een psychiater, psychologen en maatschappelijk werkers. Verzoeker heeft regelmatige en talrijke voorstellen gekregen voor een gepaste behandeling en heeft toegang tot activiteiten zoals groepstherapie en motivatiebijeenkomsten. Globaal gezien was er een aanzienlijke verandering in de medische en therapeutische zorgen die aan verzoeker sinds zijn overbrenging naar het veiligheidsdetentiecentrum zijn aangeboden. Bovendien stelt het Hof vast dat de veiligheidsdetentie niet arbitrair is; ze is dus “rechtmatig” en wordt toegepast “overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure” in de zin van art. 5, § 1 EVRM. Het Hof wijst er in het bijzonder op dat de Duitse rechtbanken de vraag hebben gesteld of verzoeker gelet op zijn gevorderde leeftijd nog als een bedreiging voor het publiek kon worden beschouwd. Rekening houdend met de conclusies van een psychiatrisch deskundige, hebben ze besloten dat de leeftijd van de betrokkene nog niet tot gevolg heeft gehad dat zijn seksueel afwijkend gedrag aanzienlijk is afgezwakt. Het Hof besluit dat de veiligheidsdetentie kan worden gerechtvaardigd op grond van art. 5 § 1 e) als een detentie van een “geesteszieke”. Bijgevolg werd art. 5, § 1 niet geschonden. Samenvatting 2 Het Hof geeft toe dat de veiligheidsdetentie van verzoeker op retroactieve wijze werd verlengd op grond van een wet die werd goedgekeurd nadat de betrokkene de misdrijven in kwestie had gepleegd. Het onderzoekt vervolgens of de veiligheidsdetentie een straf is in de zin van deze bepaling. In dit verband herinnert het eraan dat het begrip “straf” van art. 7 EVRM een autonome draagwijdte heeft, dat het uitgangspunt, dus een zeer belangrijk element, van elke beoordeling van het bestaan van een straf erin bestaat te bepalen of de maatregel in kwestie werd opgelegd ingevolge een veroordeling voor een misdrijf en dat andere relevante elementen bestaan in de kwalificatie van de maatregel in het interne recht, de aard en het doel ervan, de procedures in verband met de goedkeuring en de uitvoering ervan, alsook de ernst ervan. Het Hof meent dat de eerder preventieve aard en het eerder preventieve doel van de nieuwe vorm van veiligheidsdetentie niet volstaan om het feit te verhullen dat de maatregel, die een vrijheidsberoving zonder maximumduur impliceert, werd opgelegd ingevolge een veroordeling voor een misdrijf en een kwestie blijft waarover is beslist door rechtbanken die tot het strafrechtsysteem behoren. In gevallen zoals dat van verzoeker, waarin de veiligheidsdetentie werd verlengd wegens de noodzaak om een geestesstoornis te behandelen, zijn de aard en het doel van deze maatregel aanzienlijk gewijzigd en zijn het bestraffende aspect en de band ervan met de strafrechtelijke veroordeling zodanig verhuld dat de maatregel niet meer kan worden gekwalificeerd als “straf” in de zin van art. 7, § 1 EVRM. De aard van de veiligheidsdetentie van verzoeker is aanzienlijk gewijzigd sinds zijn overbrenging naar het centrum, waarbij de nadruk thans op de medische en therapeutische behandeling van de betrokkene ligt, en het preventiedoel dat door de gewijzigde wetgeving inzake de veiligheidsdetentie wordt nagestreefd, dat voortaan het bewijs eist van een geestesstoornis om een veiligheidsdetentie te kunnen verlengen, heeft een bepalend belang gekregen. Bijgevolg werd art. 7 niet geschonden.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!