- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 3
- Artikel
- EHRM (2e afd.) nr. 47687/13, 17 november 2015 (Bamouhammad / België)
Volume 2016 : 3
Het nieuwe misdrijf van voyeurisme en een aanpassing van het misdrijf van aanranding van de eerbaarheid en van verkrachting
Belaging niet langer klachtmisdrijf. Commentaar bij de wet van 25 maart 2016 tot wijziging van artikel 442bis van het Strafwetboek
Cass. (2e k.) AR P.15.0498.N, 8 april 2015 (C.S.)
De gewijzigde mobiliteit van magistraten: een interne aangelegenheid
Cass. (2e k.) AR P.15.1103.N, 5 januari 2016 (P.J.A.V.D.B. / P.M. bvba, P.V.B., Port handling services bvba e.a.)
[Nietigheid van een onregelmatig verkregen bewijselement]
De termijn voor herroeping van het uitstel van de tenuitvoerlegging van een straf omwille van nieuwe feiten
Cass. (2e k.) AR P.14.1268.N, 23 februari 2016 (M.D.)
Cass. (2e ch.) RG P.15.1679.F, 9 mars 2016 (Le procureur du roi de Bruxelles / Ben A.K.)
Formele aspecten van de buitengewone termijn voor verzet
Gent 23 juni 2015
Gent 30 juni 2015
KI Gent 11 augustus 2015
[Vervreemding van in beslag genomen goederen in de fase van de terechtzitting]
Corr. Oost-Vlaanderen (afd. Dendermonde) 17 november 2014
Het bevel tot medewerking van artikel 88quater Sv., het zwijgrecht en het verbod op zelfincriminatie
EHRM (2e afd.) nr. 47687/13, 17 november 2015 (Bamouhammad / België)
EHRM (5e afd.) nr. 23279/14, 7 januari 2016 (Bergmann / Duitsland)
EHRM (1e afd. ) nr. 71545/12, 21 januari 2016 (L.E. / Griekenland)
Het nieuwe misdrijf van voyeurisme en een aanpassing van het misdrijf van aanranding van de eerbaarheid en van verkrachting
Belaging niet langer klachtmisdrijf. Commentaar bij de wet van 25 maart 2016 tot wijziging van artikel 442bis van het Strafwetboek
Cass. (2e k.) AR P.15.0498.N, 8 april 2015 (C.S.)
De gewijzigde mobiliteit van magistraten: een interne aangelegenheid
Cass. (2e k.) AR P.15.1103.N, 5 januari 2016 (P.J.A.V.D.B. / P.M. bvba, P.V.B., Port handling services bvba e.a.)
[Nietigheid van een onregelmatig verkregen bewijselement]
De termijn voor herroeping van het uitstel van de tenuitvoerlegging van een straf omwille van nieuwe feiten
Cass. (2e k.) AR P.14.1268.N, 23 februari 2016 (M.D.)
Cass. (2e ch.) RG P.15.1679.F, 9 mars 2016 (Le procureur du roi de Bruxelles / Ben A.K.)
Formele aspecten van de buitengewone termijn voor verzet
Gent 23 juni 2015
Gent 30 juni 2015
KI Gent 11 augustus 2015
[Vervreemding van in beslag genomen goederen in de fase van de terechtzitting]
Corr. Oost-Vlaanderen (afd. Dendermonde) 17 november 2014
Het bevel tot medewerking van artikel 88quater Sv., het zwijgrecht en het verbod op zelfincriminatie
EHRM (2e afd.) nr. 47687/13, 17 november 2015 (Bamouhammad / België)
EHRM (5e afd.) nr. 23279/14, 7 januari 2016 (Bergmann / Duitsland)
EHRM (1e afd. ) nr. 71545/12, 21 januari 2016 (L.E. / Griekenland)
Jaar
2016
Volume
2016
Nummer
3
Pagina
266
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Europees Hof voor de Rechten van de Mens - Cour Européenne des Droits de l’Homme, 17/11/2015
Referentie
“EHRM (2e afd.) nr. 47687/13, 17 november 2015 (Bamouhammad / België)”, TSTRAFRECHT 2016, nr. 3, 266-267
Samenvatting
Samenvatting 1 Vanaf 1984 werd de verzoeker meermaals veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen wegens moord en poging tot moord, diefstal, diefstal met geweld, gijzeling, vernielingen van overheidsgebouwen, onwettige wapendracht enz. In 2007 werd de diagnose gesteld dat hij een geheel van symptomen vertoonde die overeenkomen met het syndroom van Ganser en die voortvloeien uit zintuiglijke deprivatie. Tussen 2006 en 2013 werd de verzoeker 43 keer overgeplaatst. Volgens het advies van het Hof blijkt uit het dossier niet dat de overgrote meerderheid van de 43 overplaatsingen die de verzoeker op zes jaar heeft ondergaan verantwoord waren door veiligheidseisen in de verschillende gevangenissen noch om een ontsnappingsrisico te vermijden. Daarenboven wetende dat uit de meeste psychologische verslagen blijkt dat de herhaaldelijke veranderingen van gevangenis nefaste gevolgen hadden voor zijn geestestoestand, is het Hof er dus niet van overtuigd dat de penitentiaire overheid een billijk evenwicht heeft gevonden tussen de veiligheidseisen en de vereiste om de verzoeker menselijke detentievoorwaarden te bieden. Het Hof is van mening dat terwijl de verzoeker reeds meermaals werd overgeplaatst, met zijn plaatsing in afzonderingsregime gedurende 7 jaar en de systematische verlenging van de uitzonderlijke veiligheidsmaatregelen gedurende een zodanig lange periode in combinatie met de verslechtering van zijn geestestoestand, rekening moet worden gehouden bij de beoordeling of de ernstgraad vereist door art. 3 is bereikt. Volgens de deskundige onderzoeken is de reeds zwakke psychische gezondheidstoestand van de betrokkene in de loop van zijn detentie verder blijven verslechteren. Het Hof leidt hieruit af dat de penitentiaire overheden de kwetsbaarheid van de verzoeker onvoldoende hebben ingeschat en zijn situatie niet in een humanitair perspectief hebben geplaatst. Ondanks de vaststellingen van de professionelen die, door het directe contact met de realiteit van de detentie van de verzoeker, reeds in 2011 van mening waren dat de nagenoeg ononderbroken opsluiting van de verzoeker sinds 1984 niet meer aan haar rechtmatige doelstellingen voldeed, en die voorstander waren van alternatieven, hebben de penitentiaire overheden volhard in hun weigering om de situatie van de verzoeker te laten evolueren in de vorm van uitgaansvergunningen en penitentiaire verloven ondanks de verslechtering van zijn gezondheidstoestand. In het licht van wat voorafgaat hebben de uitvoeringsmodaliteiten van zijn detentie bij de verzoeker een ontreddering kunnen teweegbrengen die het onvermijdelijke niveau van lijden dat inherent is aan de detentie heeft overschreden. Aldus is de ernstdrempel waarbij een behandeling in de zin van art. 3 als vernederend wordt beschouwd overschreden. Art. 3 EVRM werd dus geschonden. Wegens de herhaaldelijke overplaatsingen, omstandigheden die door de autoriteiten opzettelijk zijn gecreëerd, is de door de rechter in kort geding geboden bescherming niet doeltreffend gebleken. Door de herhaaldelijke overplaatsingen werden aldus de door de verzoeker opgestarte procedures ofwel doelloos gemaakt, ofwel kon daardoor de hoogdringendheid die de bevoegdheid van de rechter in kort geding rechtvaardigt niet worden bewezen. Het Hof leidt hieruit af dat de verzoeker niet over een daadwerkelijk rechtsmiddel beschikte om zijn grieven ontleend aan art. 3 te doen gelden. Art. 13 in combinatie met art. 3 EVRM werd dus geschonden.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!