- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 472
- Artikel
- Antwerpen 14 oktober 2020
Volume 2022 : 472
Werkingsubsidies voor lokale besturen. Verdeeldheid over verdeelsleutels
Grondwettelijk Hof nr. 183/2021, 16 december 2021 (nv British American Tobacco Belgium)
Verstrenging tabakreclameverbod is grondwettelijk
Grondwettelijk Hof nr. 83/2022, 23 juni 2022 (prejudiciële vraag)
Over de moeizame erkenning van nieuwe gezinssamenstellingen [vermindering van de onroerende voorheffing bij co-ouderschap]
Antwerpen 14 oktober 2020
Staking van het gebruik van bedrijfsgeheimen, van een naam, en van de afwerving van personeel en cliënteel
Antwerpen 14 februari 2022
Buitencontractuele aansprakelijkheid notaris [de mogelijkheid een notaris aan te spreken in persoonlijke naam terwijl deze zijn ambt uitoefent binnen een vennootschap]
Corr. Liège (div. Liège) 10 novembre 2022
Homofobe beledigingen als vorm van seksisme
Werkingsubsidies voor lokale besturen. Verdeeldheid over verdeelsleutels
Grondwettelijk Hof nr. 183/2021, 16 december 2021 (nv British American Tobacco Belgium)
Verstrenging tabakreclameverbod is grondwettelijk
Grondwettelijk Hof nr. 83/2022, 23 juni 2022 (prejudiciële vraag)
Over de moeizame erkenning van nieuwe gezinssamenstellingen [vermindering van de onroerende voorheffing bij co-ouderschap]
Antwerpen 14 oktober 2020
Staking van het gebruik van bedrijfsgeheimen, van een naam, en van de afwerving van personeel en cliënteel
Antwerpen 14 februari 2022
Buitencontractuele aansprakelijkheid notaris [de mogelijkheid een notaris aan te spreken in persoonlijke naam terwijl deze zijn ambt uitoefent binnen een vennootschap]
Corr. Liège (div. Liège) 10 novembre 2022
Homofobe beledigingen als vorm van seksisme
Jaar
2022
Volume
2022
Nummer
472
Pagina
892
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Hof van Beroep - Cour d'Appel, 14/10/2020
Referentie
“Antwerpen 14 oktober 2020”, NJW 2022, nr. 472, 892-898
Samenvatting
Samenvatting 1 Krachtens artikel VI.104 WER is elke met de eerlijke marktpraktijken strijdige daad waardoor een onderneming de beroepsbelangen van één of meer ondernemingen schaadt of kan schaden, verboden. In het bijzonder menen geïntimeerden dat appellanten in strijd met de eerlijke marktpraktijken handelen doordat zij gebruik maken van identieke productennummering en de klantenlijst van geïntimeerden, hetgeen zij als het gebruik maken van bedrijfsgeheimen aanzien. Artikel I.17/1 WER bepaalt de voorwaarden opdat er sprake kan zijn van een beschermingswaardig bedrijfsgeheim. Met de eerste rechter is het Hof van oordeel dat geïntimeerden in het geheel geen stukken voorleggen waaruit zou kunnen blijken dat de productennummering (die overigens publiek gehanteerd wordt) en/ of de marketingconcepten (over welke concepten het zou gaan wordt zelfs niet gepreciseerd) geheime informatie zou uitmaken, noch dat zij vanwege hun geheim karakter handelswaarde bezitten, nog minder dat er maatregelen werden genomen om de informatie inzake de productennummering en/of marketingconcepten geheim te houden. Terecht stelde de eerste rechter bovendien dat, wat de klantenlijst betreft, geïntimeerden in het geheel geen stukken voorleggen waaruit het bestaan van zo’n lijst, laat staan het gebruik ervan, kan blijken. Inzake de productcodes en de marketingconcepten wordt in het geheel niet aangetoond dat en in welke mate de productennummering en de marketingconcepten een bedrijfsgeheim zouden zijn. De vordering tot staking van het gebruik van een identieke productennummering/ dezelfde marketingconcepten en van de klantenlijst van geïntimeerden, is ongegrond. Het impliciet incidenteel beroep van geïntimeerden is ongegrond. Art. VI.104 , Wetboek van economisch recht Art. I.17/1 , Wetboek van economisch recht Samenvatting 2 Krachtens artikel VI.104 WER is elke met de eerlijke marktpraktijken strijdige daad waardoor een onderneming de beroepsbelangen van één of meer ondernemingen schaadt of kan schaden, verboden. In het bijzonder menen geïntimeerden dat appellanten in strijd met de eerlijke marktpraktijken handelen doordat zij verwarring zouden stichten door het gebruik van de benaming B. De handelsnaam is de naam die een handelaar/onderneming gebruikt om deel te nemen aan het handelsverkeer. De naam dient ter onderscheiding van de handelszaak/onderneming. Het eerste gebruik van een handelsnaam verleent aan de gebruiker ervan een bescherming die haar grondslag vindt in artikel 8 van het Unieverdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot bescherming van de industriële eigendom, dat een autonome bescherming geeft aan de handelsnaam, die losstaat van andere wettelijke bepalingen. De bescherming is niet afhankelijk van enig depot of formaliteit. Het bewijs van eerste gebruik in het relevante territorium is vereist maar voldoende. De bescherming bestaat erin dat de eerste gebruiker louter op grond van het eerdere gebruik een later gebruik van de naam dat mogelijk verwarring kan stichten, kan laten verbieden in het geografisch gebied waar de oudere handelsnaam gebruikt wordt. De handelsnaam wordt enkel beschermd in het gebied waar hij een uitstraling heeft. De handelsnaam wordt beschermd door zijn eerste openbare, zichtbare en ononderbroken gebruik. In het algemeen wordt aangenomen dat er een schending is van de handelsnaamrechten als er een gevaar voor verwarring bestaat. Bij de beoordeling van het verwarringsgevaar tussen een vennootschapsnaam/handelsnaam versus handelsnaam moet rekening gehouden worden met alle relevante omstandigheden. Iedereen is gerechtigd zijn familienaam te gebruiken als handelsnaam of maatschappelijke benaming. Elke ondernemer die zijn familienaam als handels- of vennootschapsnaam gebruikt heeft wel de verplichting de nodige maatregelen te nemen om elke verwarring met bestaande gelijknamigen te vermijden. Art. VI.104 , Wetboek van economisch recht Samenvatting 3 Krachtens artikel VI.104 WER is elke met de eerlijke marktpraktijken strijdige daad waardoor een onderneming de beroepsbelangen van één of meer ondernemingen schaadt of kan schaden, verboden. In het bijzonder menen geïntimeerden dat appellanten in strijd met de eerlijke marktpraktijken handelen doordat zij het personeel van eerste dan wel tweede geïntimeerde afwerven en zij eveneens het cliënteel van eerste geïntimeerde afwerven. Afwerving van het personeel van een concurrent is op zich niet onrechtmatig. De afwerving van personeel is inherent aan het economisch leven en vormt het corollarium van de principes van vrijheid van ondernemen en van arbeid. Vanuit het oogpunt van de vrije concurrentie kan het een onderneming niet verboden worden gekwalificeerd personeel bij zijn concurrent weg te halen eerder dan te moeten werken met onervaren personeel. Het is daarbij niet verboden geldelijke vergoedingen toe te kennen voor het overstappen door personeel. Slechts uitzonderlijk wordt aangenomen dat een onderneming bij afwerving van personeel, dat wil zeggen wanneer zij zelf het initiatief neemt om personeel van een andere, concurrerende, onderneming weg te halen, in strijd handelt met de eerlijke gebruiken. Er is slechts onrechtmatige afwerving van personeel wanneer deze gepaard gaat met een poging tot verwarring, een derdemedeplichtigheid aan contractbreuk van de werknemers, een desorganisatie van het bedrijf en het oogmerk om vertrouwelijke gegevens van de concurrent te verkrijgen. Wanneer een ploeg uit 14 à 19 mensen bestaat van wie er twee vertrekken, dan is een zekere beperkte desorganisatie voor de onderneming mogelijks hiervan feitelijk het gevolg. Wanneer niet is aangetoond dat deze desorganisatie gewild en nagestreefd werd door de vertrekkers, laat staan door de onderneming bij wie ze vervolgens in dienst traden, is er geen sprake van onrechtmatige afwerving van personeel. Het afwerven van cliënteel van een concurrent is op zich niet ongeoorloofd en vloeit voort uit de vrijheid van handel en nijverheid en van concurrentie. Hierbij mag rechtmatig gebruik worden gemaakt van de vorming, beroepskennis en ervaring die voordien werden verworven. Het benaderen van cliënteel van een concurrent, zelfs op systematische en georganiseerde wijze, wordt niet beschouwd als een oneerlijke handelspraktijk (c.q. marktpraktijk) in de mate dat geen begeleidende omstandigheden worden bewezen die de afwerving een onrechtmatig karakter zouden geven. Deze begeleidende omstandigheden zijn dezelfde als diegene bij de afwerving van personeel. Art. VI.104 , Wetboek van economisch recht
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!