Volume 2020 : 2
Onmiddellijke definitieve invrijheidstelling van een geïnterneerde: artikel 5 EVRM als bijkomende en zelfstandige rechtsgrondslag
Hoe weerlegbaar is het weerlegbaar vermoeden van artikel 67bis Wegverkeerswet? Komt het recht op een eerlijk proces in het gedrang?
Het belang van het kind in het Belgische straftoemetingsrecht: de visie van correctionele rechters
Cour eur. D.H. n° 54012/10, 8 juillet 2019 (Mihalache / Roemenië)
Straatsburg ontrafelt het "bis" van het "ne bis in idem"-beginsel: rechtsmiddel of heropening van de zaak?
Cour eur. D.H. (4e sect.) n° 62819/17, 63921/17, 8 octobre 2019 (Denis et Irvine / Belgique)
Cass. (2e k.) AR P.19.0273.N, 9 april 2019 (J.O.A.V.H.)
Cass. (2e k.) AR P.19.0398.N, 14 mei 2019 (M.A.)
Cass. (2e k.) AR P.19.0524.N, 11 juni 2019 (Procureur des Konings bij de strafuitvoeringsrechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent / J.O.A.V.H.)
Cass. (2e k.) AR P.19.0958.N, 1 oktober 2019 (D. R.)
Vrijheidsbeperkende voorwaarden bij een invrijheidstelling onder voorwaarden?
Cass. AR P.19.1071.N, 5 november 2019
Cass. (2e k.) AR P.19.0342.N, 10 september 2019 (J.C.)
[Toepassing van artikel 211bis Sv. in graad van beroep]
Cass. (2e k.) AR P.19.0325.N, 29 oktober 2019 (Z A, J V, M L, e.a. / S H)
Cass. (2e k.) AR P.19.1147.N, 26 november 2019 (C J J F H)
[Wanneer is het aflopend misdrijf van misbruik van vertrouwen voltrokken?]
Cass. AR P.19.0652.N, 3 december 2019
Gent 28 mei 2019
Brussel 3 december 2019
[Voltrekking van het misdrijf ex artikel 489bis, 2° Sw.]
EHRM nr. 27582/07, 28 januari 2020 (Mehmet Zeki Celevi v. Turkey)
EHRM nr. 41995/14, 50276/15, 7 januari 2020 (Ciupercescu v. Roemenië)
Onmiddellijke definitieve invrijheidstelling van een geïnterneerde: artikel 5 EVRM als bijkomende en zelfstandige rechtsgrondslag
Hoe weerlegbaar is het weerlegbaar vermoeden van artikel 67bis Wegverkeerswet? Komt het recht op een eerlijk proces in het gedrang?
Het belang van het kind in het Belgische straftoemetingsrecht: de visie van correctionele rechters
Cour eur. D.H. n° 54012/10, 8 juillet 2019 (Mihalache / Roemenië)
Straatsburg ontrafelt het "bis" van het "ne bis in idem"-beginsel: rechtsmiddel of heropening van de zaak?
Cour eur. D.H. (4e sect.) n° 62819/17, 63921/17, 8 octobre 2019 (Denis et Irvine / Belgique)
Cass. (2e k.) AR P.19.0273.N, 9 april 2019 (J.O.A.V.H.)
Cass. (2e k.) AR P.19.0398.N, 14 mei 2019 (M.A.)
Cass. (2e k.) AR P.19.0524.N, 11 juni 2019 (Procureur des Konings bij de strafuitvoeringsrechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent / J.O.A.V.H.)
Cass. (2e k.) AR P.19.0958.N, 1 oktober 2019 (D. R.)
Vrijheidsbeperkende voorwaarden bij een invrijheidstelling onder voorwaarden?
Cass. AR P.19.1071.N, 5 november 2019
Cass. (2e k.) AR P.19.0342.N, 10 september 2019 (J.C.)
[Toepassing van artikel 211bis Sv. in graad van beroep]
Cass. (2e k.) AR P.19.0325.N, 29 oktober 2019 (Z A, J V, M L, e.a. / S H)
Cass. (2e k.) AR P.19.1147.N, 26 november 2019 (C J J F H)
[Wanneer is het aflopend misdrijf van misbruik van vertrouwen voltrokken?]
Cass. AR P.19.0652.N, 3 december 2019
Gent 28 mei 2019
Brussel 3 december 2019
[Voltrekking van het misdrijf ex artikel 489bis, 2° Sw.]
EHRM nr. 27582/07, 28 januari 2020 (Mehmet Zeki Celevi v. Turkey)
EHRM nr. 41995/14, 50276/15, 7 januari 2020 (Ciupercescu v. Roemenië)
Year
2020
Volume
2020
Number
2
Page
129
Language
Dutch
Court
Hof van Cassatie - Cour de Cassation, 09/04/2019
Reference
J. HUYSMANS, “Cass. (2e k.) AR P.19.0273.N, 9 april 2019 (J.O.A.V.H.)”, TSTRAFRECHT 2020, nr. 2, 129-132
Recapitulation
Samenvatting 1 De Kamer voor de Bescherming van de Maatschappij dient te onderzoeken of een geïnterneerde op basis van de artikelen 5.1 e) en 5.4 EVRM onmiddellijk in vrijheid dient te worden gesteld in de context van het verder beheer van de internering (art. 47 Interneringswet 2014 e.v.), voor zover de geïnterneerde daarom verzoekt. Samenvatting 2 Artikel 66 Interneringswet, in die zin gelezen dat een geïnterneerde wiens toestand dermate is geëvolueerd dat niet langer sprake is van een geestesstoornis en waarvan niet langer redelijkerwijze te vrezen is dat hij door artikel 9 , § 1, 1°, Interneringswet bedoelde misdrijven zal plegen slechts in aanmerking komt voor een definitieve invrijheidstelling na het verstrijken van deze proeftermijn, is niet verenigbaar met artikel 5.1 .e en 5.4 EVRM. Samenvatting 3 De kamer voor de bescherming van de maatschappij is niet de beroepsinstantie van het onderzoeks- of vonnisgerecht dat de interneringsbeslissing heeft genomen en heeft zich dan ook niet uit te spreken over het voldaan zijn aan de in artikel 9 Interneringswet bepaalde voorwaarden om te interneren, waarover bij definitieve beslissing van het onderzoeks- of vonnisgerecht is geoordeeld; het gegeven dat het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht zich met de interneringsbeslissing heeft uitgesproken over het bestaan, op het ogenblik van de berechting, van een geestesstoornis die de oordeelsvorming van de geïnterneerde of de controle over zijn daden teniet doet of ernstig aantast, veronderstelt een zekere duurzaamheid van die toestand, zodat ingevolge dit gegeven, alsook het wettelijk bepaalde korte tijdsverloop tussen de interneringsbeslissing en de eerste beslissing van de kamer voor de bescherming van de maatschappij over de wijze van uitvoering van de interneringsbeslissing, deze kamer op dat ogenblik niet kan worden verplicht zich uit te spreken over het bestaan van een geestesstoornis daar die moet worden geacht nog steeds aanwezig te zijn. Samenvatting 4 Bij de op de eerste beslissing volgende beslissingen over de verdere tenuitvoerlegging van de internering, die in beginsel uiterlijk binnen het jaar moeten gebeuren, dient de kamer voor de bescherming van de maatschappij zich wel uit te spreken over het al dan niet nog bestaan van een geestesstoornis, indien zij daartoe door de geïnterneerde wordt uitgenodigd en bij de beoordeling van de aanvoering van een geïnterneerde dat hij niet langer meer getroffen is door een geestesstoornis en indien blijkt dat de geestesstoornis voldoende is gestabiliseerd en er nog steeds redelijkerwijze te vrezen is dat de geïnterneerde persoon, al dan niet ten gevolge van zijn geestesstoornis, eventueel in samenhang met andere risicofactoren, opnieuw door artikel 9 , § 1, 1°, Interneringswet bedoelde misdrijven zal plegen, kan de kamer voor de bescherming van de maatschappij de definitieve invrijheidstelling niet toekennen; indien blijkt dat de toestand van de geïnterneerde dermate is geëvolueerd dat niet langer sprake is van een geestesstoornis, komt het aan de kamer voor de bescherming van de maatschappij toe te oordelen of, in het licht van het risico op het opnieuw plegen van door artikel 9 , § 1, 1°, Interneringswet bedoelde misdrijven, alsook rekening houdend met de doelstellingen van artikel 5.1 .e) EVRM, een plaatsing nog wel noodzakelijk is en of het voormelde risico niet kan worden weggenomen door minder verdergaande uitvoeringsmaatregelen van de internering, zoals een invrijheidstelling op proef; indien blijkt dat de toestand van de geïnterneerde dermate is geëvolueerd dat niet langer sprake is van een geestesstoornis en er niet langer redelijkerwijze te vrezen is dat de geïnterneerde door artikel 9 , § 1, 1°, Interneringswet bedoelde misdrijven zal plegen, moet de kamer voor de bescherming van de maatschappij aan de geïnterneerde een definitieve invrijheidstelling toekennen, zelfs al is de door artikel 42 , § 1, Interneringswet bepaalde proefperiode nog niet verstreken.
Dear visitor
This page is reserved for Jurisquare members.
If you already are a member, please click the 'Log in' button below. If you would like to become a member, please click the 'Subscribe' button below. You can have access to the largest legal library in Belgium from € 422,57(VAT excl.) onwards!