- Full text
- Journal
- Number 425
- Article
- Grondwettelijk Hof nr. 77/2020, 28 mei 2020 (prejudiciële vraag)
Volume 2020 : 425
Tegoedbonnen voor afgelaste pakketreizen en evenementen. Commentaar bij twee corona-MB's
HvJ (5e k.) nr. C-168/18, 19 december 2019 (Pensions-Sicherungs-Verein VVaG / Günther Bauer)
[Aanvullend pensioen] Verdere invulling van de waarborgverplichting bij insolventie
HvJ (Grote Kamer) nr. C-370/17, C-37/18, 2 april 2020 (Caisse de retraite du personnel navigant professionnel de l’aéronautique civile (CRPNPAC) / Vueling Airlines SA; Vueling Airlines SA / Jean-Luc Poignant)
A1-verklaringen en fraude in de grensoverschrijdende sociale zekerheid
Grondwettelijk Hof nr. 159/2019, 24 oktober 2019 (prejudiciële vraag)
Geen gevangenisstraf voor geestesgezonde dader, wel (kort) verblijf in gevangenis voor geestesgestoorde dader
Grondwettelijk Hof nr. 77/2020, 28 mei 2020 (prejudiciële vraag)
Vorderingstermijn voor uitzettingsvergoeding bij einde handelshuur
Antwerpen 9 september 2019
Nietigverklaring leningsovereenkomst wegens bedrog
Arbh. Antwerpen (afd. Antwerpen) nr. 2019/AA/208, 15 april 2020
Niet uitbetalen van loon [art. 162, 1° en 3° Soc.Sw.]
Corr. Bruxelles (Fr.) 31 octobre 2019
Haatmotief, mondelinge beledigingen en seksisme
Tegoedbonnen voor afgelaste pakketreizen en evenementen. Commentaar bij twee corona-MB's
HvJ (5e k.) nr. C-168/18, 19 december 2019 (Pensions-Sicherungs-Verein VVaG / Günther Bauer)
[Aanvullend pensioen] Verdere invulling van de waarborgverplichting bij insolventie
HvJ (Grote Kamer) nr. C-370/17, C-37/18, 2 april 2020 (Caisse de retraite du personnel navigant professionnel de l’aéronautique civile (CRPNPAC) / Vueling Airlines SA; Vueling Airlines SA / Jean-Luc Poignant)
A1-verklaringen en fraude in de grensoverschrijdende sociale zekerheid
Grondwettelijk Hof nr. 159/2019, 24 oktober 2019 (prejudiciële vraag)
Geen gevangenisstraf voor geestesgezonde dader, wel (kort) verblijf in gevangenis voor geestesgestoorde dader
Grondwettelijk Hof nr. 77/2020, 28 mei 2020 (prejudiciële vraag)
Vorderingstermijn voor uitzettingsvergoeding bij einde handelshuur
Antwerpen 9 september 2019
Nietigverklaring leningsovereenkomst wegens bedrog
Arbh. Antwerpen (afd. Antwerpen) nr. 2019/AA/208, 15 april 2020
Niet uitbetalen van loon [art. 162, 1° en 3° Soc.Sw.]
Corr. Bruxelles (Fr.) 31 octobre 2019
Haatmotief, mondelinge beledigingen en seksisme
Year
2020
Volume
2020
Number
425
Page
548
Language
Dutch
Court
Grondwettelijk Hof - Cour Constitutionnelle - Arbitragehof - Cour d'Arbitrage, 28/05/2020
Reference
A. COPPENS, “Grondwettelijk Hof nr. 77/2020, 28 mei 2020 (prejudiciële vraag)”, NJW 2020, nr. 425, 548-550
Recapitulation
Samenvatting 1 Artikel 28 handelshuurwet, aldus geïnterpreteerd dat de termijn van één jaar erin vermeld, enkel van toepassing is op rechtsvorderingen tot het betalen van de uitzettingsvergoeding in geval van de weigering van een huurhernieuwing door de verhuurder, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. De interpretatie van voormeld artikel 28 die ervan uitgaat dat de termijn van één jaar enkel van toepassing is in geval van een uitzettingsvergoeding als gevolg van een weigering van een handelshuurhernieuwing en niet in geval van een uitzetting overeenkomstig artikel 12 juncto artikel 16 van de Handelshuurwet, resulteert in een verschil in behandeling dat niet pertinent is in het licht van de door de wetgever nagestreefde doelstelling. De verkrijgende verhuurder heeft immers evenzeer belang bij de bescherming tegen langdurige onzekerheid over vorderingen tot uitzettingsvergoedingen tegen hem. Een dergelijk verschil in behandeling, waarbij voor het instellen van de rechtsvordering door de huurder, die voortijdig wordt uitgezet door de verkrijgende verhuurder (artikel 12 juncto artikel 16 van de Handelshuurwet), een andere vervaltermijn zou gelden dan voor het instellen van de rechtsvordering door de huurder, aan wie een huurhernieuwing wordt geweigerd door de verhuurder (artikel 16 van de Handelshuurwet) is niet redelijk verantwoord; het leidt ertoe dat de verkrijgende verhuurder in een situatie van jarenlange staat van onzekerheid kan terechtkomen, terwijl de verhuurder reeds na één jaar bevrijd is van een mogelijke rechtsvordering tot het betalen van een uitzettingsvergoeding. De in het geding zijnde bepalingen zijn evenwel ook vatbaar voor een andere interpretatie. Artikel 28 van de Handelshuurwet maakt immers geen onderscheid tussen rechtsvorderingen « tot betaling van de vergoeding wegens uitzetting », naargelang zij resulteren uit een weigering tot huurhernieuwing door de verhuurder, dan wel uit een voortijdige opzegging door de verkrijgende verhuurder. Voormeld artikel 28 handelshuurwet, aldus geïnterpreteerd dat de termijn van één jaar erin vermeld, van toepassing is op alle rechtsvorderingen tot het betalen van de uitzettingsvergoeding, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Dear visitor
This page is reserved for Jurisquare members.
If you already are a member, please click the 'Log in' button below. If you would like to become a member, please click the 'Subscribe' button below. You can have access to the largest legal library in Belgium from € 422,57(VAT excl.) onwards!