- Full text
- Journal
- Number 425
- Article
- Grondwettelijk Hof nr. 159/2019, 24 oktober 2019 (prejudiciële vraag)
Volume 2020 : 425
Tegoedbonnen voor afgelaste pakketreizen en evenementen. Commentaar bij twee corona-MB's
HvJ (5e k.) nr. C-168/18, 19 december 2019 (Pensions-Sicherungs-Verein VVaG / Günther Bauer)
[Aanvullend pensioen] Verdere invulling van de waarborgverplichting bij insolventie
HvJ (Grote Kamer) nr. C-370/17, C-37/18, 2 april 2020 (Caisse de retraite du personnel navigant professionnel de l’aéronautique civile (CRPNPAC) / Vueling Airlines SA; Vueling Airlines SA / Jean-Luc Poignant)
A1-verklaringen en fraude in de grensoverschrijdende sociale zekerheid
Grondwettelijk Hof nr. 159/2019, 24 oktober 2019 (prejudiciële vraag)
Geen gevangenisstraf voor geestesgezonde dader, wel (kort) verblijf in gevangenis voor geestesgestoorde dader
Grondwettelijk Hof nr. 77/2020, 28 mei 2020 (prejudiciële vraag)
Vorderingstermijn voor uitzettingsvergoeding bij einde handelshuur
Antwerpen 9 september 2019
Nietigverklaring leningsovereenkomst wegens bedrog
Arbh. Antwerpen (afd. Antwerpen) nr. 2019/AA/208, 15 april 2020
Niet uitbetalen van loon [art. 162, 1° en 3° Soc.Sw.]
Corr. Bruxelles (Fr.) 31 octobre 2019
Haatmotief, mondelinge beledigingen en seksisme
Tegoedbonnen voor afgelaste pakketreizen en evenementen. Commentaar bij twee corona-MB's
HvJ (5e k.) nr. C-168/18, 19 december 2019 (Pensions-Sicherungs-Verein VVaG / Günther Bauer)
[Aanvullend pensioen] Verdere invulling van de waarborgverplichting bij insolventie
HvJ (Grote Kamer) nr. C-370/17, C-37/18, 2 april 2020 (Caisse de retraite du personnel navigant professionnel de l’aéronautique civile (CRPNPAC) / Vueling Airlines SA; Vueling Airlines SA / Jean-Luc Poignant)
A1-verklaringen en fraude in de grensoverschrijdende sociale zekerheid
Grondwettelijk Hof nr. 159/2019, 24 oktober 2019 (prejudiciële vraag)
Geen gevangenisstraf voor geestesgezonde dader, wel (kort) verblijf in gevangenis voor geestesgestoorde dader
Grondwettelijk Hof nr. 77/2020, 28 mei 2020 (prejudiciële vraag)
Vorderingstermijn voor uitzettingsvergoeding bij einde handelshuur
Antwerpen 9 september 2019
Nietigverklaring leningsovereenkomst wegens bedrog
Arbh. Antwerpen (afd. Antwerpen) nr. 2019/AA/208, 15 april 2020
Niet uitbetalen van loon [art. 162, 1° en 3° Soc.Sw.]
Corr. Bruxelles (Fr.) 31 octobre 2019
Haatmotief, mondelinge beledigingen en seksisme
Year
2020
Volume
2020
Number
425
Page
544
Language
Dutch
Court
Grondwettelijk Hof - Cour Constitutionnelle - Arbitragehof - Cour d'Arbitrage, 24/10/2019
Reference
K. VERHESSCHEN, “Grondwettelijk Hof nr. 159/2019, 24 oktober 2019 (prejudiciële vraag)”, NJW 2020, nr. 425, 544-547
Recapitulation
Samenvatting 1 Artikel 9 , § 1, van de wet van 5 mei 2014 « betreffende de internering », zoals vervangen bij artikel 150 van de wet van 4 mei 2016 « houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie », schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. Indien de kamer voor de bescherming van de maatschappij een beslissing tot plaatsing of overplaatsing neemt, bepaalt zij naar welke inrichting de geïnterneerde persoon moet worden overgebracht (artikel 35 van de wet van 5 mei 2014). De inrichting wordt gekozen uit de door de federale overheid georganiseerde inrichtingen of afdelingen tot bescherming van de maatschappij, de door de federale overheid georganiseerde forensische psychiatrische centra of de door de bevoegde overheid erkende inrichtingen die zijn georganiseerd door een privé-instelling, door een gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid, die in staat zijn aan de geïnterneerde persoon de gepaste zorg te verstrekken en die een overeenkomst betreffende de plaatsing hebben afgesloten (artikel 3, 4°, b), c) en d), van de wet van 5 mei 2014). De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan een geïnterneerde persoon dus niet plaatsen of overplaatsen in een psychiatrische afdeling van een gevangenis. De kamer voor de bescherming van de maatschappij dient erover te waken dat zij een inrichting aanwijst die aan de geïnterneerde persoon de therapeutische zorg kan verstrekken die zijn toestand vereist met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij. Wanneer is bepaald naar welke inrichting de geïnterneerde persoon moet worden overgebracht, staat het aan de bevoegde overheden ervoor te zorgen dat die persoon daar kan worden opgenomen binnen een afzienbare termijn. Uit het bovenstaande blijkt dat de wet van 5 mei 2014 de plaatsing in een psychiatrische afdeling van een gevangenis derhalve slechts uitzonderlijk en voor korte tijd toelaat. In die omstandigheden doet de in het geding zijnde bepaling niet op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten van de betrokken personen. Het staat aan de uitvoerende macht de nodige voorzieningen te treffen opdat de door de wet voorgeschreven opdrachten naar behoren kunnen worden vervuld. Tekortkomingen in die verplichting kunnen evenwel niet worden verweten aan de wettelijke regeling inzake internering, maar aan de gebrekkige uitvoering ervan, waarover het Hof zich niet vermag uit te spreken.
Dear visitor
This page is reserved for Jurisquare members.
If you already are a member, please click the 'Log in' button below. If you would like to become a member, please click the 'Subscribe' button below. You can have access to the largest legal library in Belgium from € 422,57(VAT excl.) onwards!