- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 11
- Artikel
- [1.] Levensverzekering - aanduiding begunstigde - kinderen - nominatief en generiek - primauteit voor nominatieve aanduiding [2.] Levensverzekering - inkorting - oud artikel 124 WLVO - draagwijdte [3.] Levensverzekering - inkorting - nalatenschap opengevallen vóór wet 10 december 2012 én arrest GwH 26 juni 2008 - temporele werking arrest Grondwettelijk Hof - werking ex tunc
Volume 2022 : 11
De schuldeisers met dewelke de notaris rekening moet houden bij de "gewone" rangregeling
De ongerechtvaardigde verrijking als mechanisme ter verrekening van zorg voor de erflater door een van de erfgenamen
FLASH Europese wetgevings(r)evolutie: Europees perspectief op notariële AI-ontwikkelingen
Pacht - landbouwactiviteit - renpaarden
Beslag - faillissement - tegenstelbaarheid - rangregeling
Lijfrente - forfaitair belastbare grondslag - prejudiciële vraag - geen schending gelijkheidsbeginsel
Verkoop van aandelen - kasgeldvennootschap - normaal beheer van vermogen - geen artikel 90, 1° WIB
Onroerend inkomen - verhuring aan een feitelijke vereniging
[1.] Omzetting vruchtgebruik - artikel 745quater, § 1 oud BW - omzettingswijzen - noodzaak van een keuze - beschikkingsbeginsel - sanctie - onontvankelijke eis [2.] Bevel verkoop onroerend goed - artikel 1209, § 3 Ger.W. - noodzaak van een akkoord
Schenking - herroeping - ondankbaarheid wegens weigering levensonderhoud te verschaffen - begrip - toepassingsvoorwaarden - bewijslast
Beslag - verklaring van onbeslagbaarheid - artikel 77 wet 25 april 2007 - uitwerking
[1.] Levensverzekering - aanduiding begunstigde - kinderen - nominatief en generiek - primauteit voor nominatieve aanduiding [2.] Levensverzekering - inkorting - oud artikel 124 WLVO - draagwijdte [3.] Levensverzekering - inkorting - nalatenschap opengevallen vóór wet 10 december 2012 én arrest GwH 26 juni 2008 - temporele werking arrest Grondwettelijk Hof - werking ex tunc
Gemeentebelasting - commerciële vestiging - afgebakend stadscentrum - schending gelijkheidsbeginsel
Vennootschappen – zetel in Luxemburg – activiteiten in België – aangiftetermijn – belastingtermijn – bedrieglijk opzet
Vennootschapsbelasting - tax shelter - investering - aanleg belastingvrije reserve - raamovereenkomst - ontbreken van eindattest - belasten van de aangelegde reserve - belastingverhoging - artikel 346 WIB 92 - artikel 194 WIB 92
Gemeentebelasting - belasting op verwaarloosde woningen - gewestelijke opheffing
Gemeentebelasting - reclameborden op constructies - begrip "constructie" en "reclame"
Gemeentebelasting - geen discriminatie - masten en pylonen
Erfrecht - voorbehouden erfdeel - trust
Rechtshistorische bijdrage. Over het kerkelijk notariaat: het Vierde Lateraans Concilie (1215) en de decretale "Quoniam contra falsam" (X. 2, 19, 11)
Boekbespreking (T.Not. 2022, nr. 11)
De schuldeisers met dewelke de notaris rekening moet houden bij de "gewone" rangregeling
De ongerechtvaardigde verrijking als mechanisme ter verrekening van zorg voor de erflater door een van de erfgenamen
FLASH Europese wetgevings(r)evolutie: Europees perspectief op notariële AI-ontwikkelingen
Pacht - landbouwactiviteit - renpaarden
Beslag - faillissement - tegenstelbaarheid - rangregeling
Lijfrente - forfaitair belastbare grondslag - prejudiciële vraag - geen schending gelijkheidsbeginsel
Verkoop van aandelen - kasgeldvennootschap - normaal beheer van vermogen - geen artikel 90, 1° WIB
Onroerend inkomen - verhuring aan een feitelijke vereniging
[1.] Omzetting vruchtgebruik - artikel 745quater, § 1 oud BW - omzettingswijzen - noodzaak van een keuze - beschikkingsbeginsel - sanctie - onontvankelijke eis [2.] Bevel verkoop onroerend goed - artikel 1209, § 3 Ger.W. - noodzaak van een akkoord
Schenking - herroeping - ondankbaarheid wegens weigering levensonderhoud te verschaffen - begrip - toepassingsvoorwaarden - bewijslast
Beslag - verklaring van onbeslagbaarheid - artikel 77 wet 25 april 2007 - uitwerking
[1.] Levensverzekering - aanduiding begunstigde - kinderen - nominatief en generiek - primauteit voor nominatieve aanduiding [2.] Levensverzekering - inkorting - oud artikel 124 WLVO - draagwijdte [3.] Levensverzekering - inkorting - nalatenschap opengevallen vóór wet 10 december 2012 én arrest GwH 26 juni 2008 - temporele werking arrest Grondwettelijk Hof - werking ex tunc
Gemeentebelasting - commerciële vestiging - afgebakend stadscentrum - schending gelijkheidsbeginsel
Vennootschappen – zetel in Luxemburg – activiteiten in België – aangiftetermijn – belastingtermijn – bedrieglijk opzet
Vennootschapsbelasting - tax shelter - investering - aanleg belastingvrije reserve - raamovereenkomst - ontbreken van eindattest - belasten van de aangelegde reserve - belastingverhoging - artikel 346 WIB 92 - artikel 194 WIB 92
Gemeentebelasting - belasting op verwaarloosde woningen - gewestelijke opheffing
Gemeentebelasting - reclameborden op constructies - begrip "constructie" en "reclame"
Gemeentebelasting - geen discriminatie - masten en pylonen
Erfrecht - voorbehouden erfdeel - trust
Rechtshistorische bijdrage. Over het kerkelijk notariaat: het Vierde Lateraans Concilie (1215) en de decretale "Quoniam contra falsam" (X. 2, 19, 11)
Boekbespreking (T.Not. 2022, nr. 11)
Jaar
2022
Volume
2022
Nummer
11
Pagina
1039
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Gent, Hof van Beroep - Cour d'Appel, 02/06/2022
Referentie
“[1.] Levensverzekering - aanduiding begunstigde - kinderen - nominatief en generiek - primauteit voor nominatieve aanduiding [2.] Levensverzekering - inkorting - oud artikel 124 WLVO - draagwijdte [3.] Levensverzekering - inkorting - nalatenschap opengevallen vóór wet 10 december 2012 én arrest GwH 26 juni 2008 - temporele werking arrest Grondwettelijk Hof - werking ex tunc ”, TNot. 2022, nr. 11, 1039-1047
Samenvatting
[1.] De aanwijzing van een begunstigde in een levensverzekering kan nominatief of generiek gebeuren. Wanneer een aanwijzing zowel generiek als nominatief is gebeurd, blijkt een nominatieve aanduiding te (moeten) primeren. Een nominatieve aanduiding van de kinderen heeft als gevolg dat enkel de kinderen die bij naam worden genoemd, gerechtigd zijn op de verzekeringsprestatie, met uitsluiting van eventuele andere, niet-genoemde kinderen. Als de verzekeringnemer op het ogenblik van de uitkering van de prestatie, andere kinderen zou blijken te hebben, zullen deze niet gerechtigd zijn op een deel van de verzekeringsprestatie.
[2.] Het oude artikel 124 Wet Landverzekeringsovereenkomst maakte (in het algemeen) dat, bij overlijden van de verzekeringnemer, de begunstigde van de
verzekeringsprestatie niet tot inbreng of inkorting is gehouden, tenzij en voor zover
de betaalde premies gelet op de vermogenstoestand van de verzekeringnemer
kennelijk onredelijk zijn. De wetgever doelde in de eerste plaats op de ‘echte’
levensverzekeringen met een normale verzorgingsgedachte en (daaraan enigszins gelinkt) eerder een beperkte verarming van de vermogenstoestand van de verzekeringnemer. Dergelijke (echte) levensverzekeringen zouden geen (onrechtstreekse) schenkingen vormen. Het oude artikel 124 Wet Landverzekeringsovereenkomst maakte echter evengoed dat, bij overlijden van de verzekeringnemer, de begunstigde van een (aangetoonde) onrechtstreekse schenking (in de vorm van een levensverzekering) niet tot inbreng of inkorting is gehouden, tenzij en voor zover de betaalde premies kennelijk onredelijk zijn gelet op de vermogenstoestand van de verzekeringnemer. Het oude artikel
124 Wet Landverzekeringsovereenkomst maakte derhalve dat, zelfs indien de
aanwijzing van de begunstigde kan/moet worden ge(her)kwalificeerd als een
onrechtstreekse schenking (normaal gezien met inbreng of inkorting tot gevolg), deze schenking niet erfrechtelijk moet worden verrekend, tenzij en voor zover de betaalde premies kennelijk onredelijk zijn in het licht van de vermogenstoestand van de verzekeringnemer. Het uitgangspunt van het oude artikel 124 Wet Landverzekeringsovereenkomst was dat de begunstigde van een (aangetoonde)
onrechtstreekse schenking (in de vorm van een levensverzekering) niet tot inbreng of inkorting is gehouden. Het oude artikel 124 Wet Landverzekeringsovereenkomst bepaalde verder dat niet de verzekeringsprestatie maar enkel de betaalde premies aan inbreng of inkorting zijn onderworpen. Deze premies dienen bovendien kennelijk onredelijk te zijn gelet op de vermogenstoestand van de verzekeringnemer. En, indien inbreng of inkorting moet gebeuren, dan nog mag het
bedrag ervan niet hoger zijn dan dat van de verzekeringsprestatie.
[3.] In zijn arrest nr. 96/2008 van 26 juni 2008 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat het oude artikel 124 Wet Landverzekeringsovereenkomst de artikelen 10 en 11 Grondwet schendt ‘in zoverre het ertoe leidt dat, in geval van een spaarverrichting door de erflater in de vorm van een gemengde levensverzekering, de reserve niet kan worden aangevoerd ten aanzien van het kapitaal’. Gelet op dit arrest
kan het oude artikel 124 Wet Landverzekeringsovereenkomst bezwaarlijk zonder meer verdere toepassing vinden in geval een (aangetoonde) onrechtstreekse
schenking (in de vorm van een levensverzekering) voorligt. Het oude artikel
124 Wet Landverzekeringsovereenkomst kan niet (meer) dienen om een (onrechtstreekse) schenking (in de vorm van een levensverzekering) te onttrekken aan de algemene regel dat schenkingen bij het overlijden van de schenker aan erfrechtelijke verrekening zijn onderworpen, inzonderheid daar waar het gaat om een onrechtstreekse schenking in de vorm van een gemengde levensverzekering die geldt als een spaarverrichting. De vraag of de principes die uit dit arrest zijn af te leiden (ook als het ware met retroactiviteit) toepassing kunnen vinden op een nalatenschap die vóór dit arrest is opengevallen, roept het vraagstuk
op van de werking in de tijd van (prejudiciële) arresten van het Grondwettelijk
Hof en de eventuele mogelijkheid om de werking ervan te moduleren in de tijd. Ook aan een prejudicieel arrest (van voor de Bijzondere Wet van 25 december 2016) kunnen ruimere gevolgen kleven en een dergelijk arrest kan (net zoals een vernietigingsarrest) óók gevolgen hebben ex tunc. Dit geldt in casu daar waar geen van de alternatieve methodes door het Grondwettelijk Hof vóór de wijziging van de Bijzondere Wet ontwikkeld om de ongrondwettigheid in de tijd te beperken aan de orde is. Door de werking ex tunc wordt de aangevochten bepaling geacht vanaf haar inwerkingtreding behept te zijn geweest met de vastgestelde ongrondwettigheid.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!