- Full text
- Tijdschrift
- Nummer 7
- Artikel
- Vred. Brugge (4) nr. 15A894, 4 februari 2016
Volume 2016 : 7
Terbeschikkingstelling van kamers en woningen via een internetplatform: verboden bestemmingswijziging en onderhuur?
Le ministère public dans le procès civil
Le saut d’index instauré sur les loyers par le décret wallon du 3 mars 2016 : explications et questionnements
Cass. (1e k.) AR C.15.0219.N, 3 maart 2016 (E.N. / Webra vzw)
De ontbinding van een sociale huurovereenkomst wegens ernstige en/of blijvende tekortkoming van de huurder
Cass. (3e ch.) RG C.12.0321.F, 4 février 2013 (F.T. / Athome Group)
Bruxelles (7e ch.) n° 2011/AR/3192, 13 novembre 2014
Vred. Brugge (4) nr. 15A894, 4 februari 2016
Terbeschikkingstelling van kamers en woningen via een internetplatform: verboden bestemmingswijziging en onderhuur?
Le ministère public dans le procès civil
Le saut d’index instauré sur les loyers par le décret wallon du 3 mars 2016 : explications et questionnements
Cass. (1e k.) AR C.15.0219.N, 3 maart 2016 (E.N. / Webra vzw)
De ontbinding van een sociale huurovereenkomst wegens ernstige en/of blijvende tekortkoming van de huurder
Cass. (3e ch.) RG C.12.0321.F, 4 février 2013 (F.T. / Athome Group)
Bruxelles (7e ch.) n° 2011/AR/3192, 13 novembre 2014
Vred. Brugge (4) nr. 15A894, 4 februari 2016
Jaar
2016
Volume
2016
Nummer
7
Pagina
417
Taal
Nederlands
Rechtscollege
Brugge, Vredegerecht - Justice de Paix, 04/02/2016
Referentie
B. DEVOLDER, “Vred. Brugge (4) nr. 15A894, 4 februari 2016”, TBBR 2016, nr. 7, 417-420
Samenvatting
Samenvatting 1 Conform artikel 4 § 2 woninghuurwet mag de huurder principieel het goed niet volledig onderverhuren. Er ontstaat een onderhuur wanneer de essentie van de overeenkomst bestaat in de terbeschikkingstelling van een onroerend goed tegen betaling. Dat naast de terbeschikkingstelling van een gehuurd goed via Airbnb ook bijkomende diensten, zoals een ontbijt en toeristische informatie, worden verstrekt, leidt niet tot de kwalificatie als aanneming. De huurder dient bovendien instemming te verkrijgen voor een gedeeltelijke onderverhuring. Er is in casu geen enkel bewijs voorhanden van dergelijke instemming. Daarnaast is de verhuring geschied met miskenning van artikel 12 van de huurovereenkomst waarin uitdrukkelijk staat dat het gehuurde goed enkel bestemd is voor private bewoning. De doorverhuring van onderdelen van het onroerend goed of het onroerend goed in zijn geheel aan derden tegen betaling, stemt niet overeen met de bestemming van private bewoning. Uit artikel 1728 BW volgt dat het gebruik volgens de bestemming van de partijen een hoofdverbintenis is voor de huurder, die in casu niet werd gerespecteerd. Ten slotte dient vastgesteld te worden dat de terbeschikkingstelling van een in het raam van de woninghuurwet gehuurde ruimte onverzoenbaar is met de woninghuurwet waarin de huurder het goed moet bestemmen als zijn hoofdverblijfplaats. Airbnb-cliënten kunnen niet worden gelijkgesteld met huisgenoten. Aldus heeft de verwerende partij met de tehuurstelling van het gehuurde onroerend goed een dwingende wetsbepaling geschonden (art. 4 § 2 woninghuurwet), alsook een essentiële hoofdverbintenis opgenomen in de huurovereenkomst tussen partijen. Daarenboven schendt het de wettelijke implementatie van een grondwettelijk voorschrift (artikel 23 Gw), samen met de inbreuk op tal van andere voorschriften. Zoals bijvoorbeeld het verschil ingevoerd door de wetgever tussen de huur als hoofdverblijfplaats en de handelshuur (die andere fiscale gevolgen heeft evenals een andere kostenstructuur). De onderverhuur via Airbnb (net als de uitbating van een Bed&Breakfast) is een handelsactiviteit en is dus niet mogelijk voor een goed verhuurd als hoodverblijfplaats, maar kan enkel uitgeoefend worden vai een handelshuurovereenkomst. Een dergelijke inbreuk, en inzonderheid het gegeven dat twee maanden na de start van de procedure de betrokkene de aanbieding nog steeds niet van Airbnb had verwijderd, houdt een zwaarwichtige, systematische en schuldige tekortkoming in van verweerder, die de ontbinding van de hoofdhuur, de ontruiming van het goed, de uitdrijving van derden en de betaling van een bezettingsvergoeding en een wederverhuringsvergoeding rechtvaardigt. Zolang de hoofdhuurder geen enkele publiciteit meer voert en het huurgoed nergens meer aanbiedt (op een internetplatform), kan de sanctie van huurontbinding worden uitgesteld. Het tijdschrift «Juristenkrant» 2016, afl. 327, 16 vermeldt verkeerdelijk 4 februari 2015 als datum van het vonnis.
Geachte bezoeker
Deze pagina is gereserveerd voor de Jurisquare leden.
Bent u reeds lid van Jurisquare, gelieve u aan te melden via de knop 'Inloggen' hieronder. Bent u nog geen lid, klik dan op de knop 'Abonneren'. Vanaf € 422,57 (BTW excl.) per jaar bent u reeds lid van Jurisquare en heeft u toegang tot de grootste digitale bibliotheek van België!