Volume 2014 : 1
De basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden: een status quaestionis
De zoektocht naar of de jacht op de herkomst van de politionele informatie als start van een strafrechtelijk vooronderzoek
Cass. (2e k.) AR P.12.0740.N, 22 mei 2012 (Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie)
Cass. AR P.12.0673.N, 5 februari 2013 (M.S.)
[Onontvankelijkheid burgerlijke en strafvordering - Intrekking cassatiearrest]
Cass. AR P.13.1470.N, 20 augustus 2013
[Voorwaarden tot uitlevering: dubbele strafbaarheid - provocatie]
Cass. (2e k.) AR P.13.0376.N, 10 september 2013 (A.S., R.P.)
Cass. (2e ch.) RG P.13.1078.F, 27 novembre 2013 (D.E. / Ethias)
[Nieuwe schorsingsgrond van de verjaring van de strafvordering]
Gent 25 september 2013
Antwerpen (corr.) (12e k.) nr. 2012/CO/1054, C/1785/2013, 20 november 2013
[De Yahoo!-saga: verstrekking van elektronische identificatiegegevens]
EHRM (Grote Kamer) nr. 5786/08, 12 november 2013 (Söderman / Zweden)
EHRM (1e afd.) nr. 47152/06, 14 november 2013 (Blokhin / Rusland)
EHRM (3e afd.) nr. 27853/09, 26 november 2013 (X. / Letland)
De basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden: een status quaestionis
De zoektocht naar of de jacht op de herkomst van de politionele informatie als start van een strafrechtelijk vooronderzoek
Cass. (2e k.) AR P.12.0740.N, 22 mei 2012 (Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie)
Cass. AR P.12.0673.N, 5 februari 2013 (M.S.)
[Onontvankelijkheid burgerlijke en strafvordering - Intrekking cassatiearrest]
Cass. AR P.13.1470.N, 20 augustus 2013
[Voorwaarden tot uitlevering: dubbele strafbaarheid - provocatie]
Cass. (2e k.) AR P.13.0376.N, 10 september 2013 (A.S., R.P.)
Cass. (2e ch.) RG P.13.1078.F, 27 novembre 2013 (D.E. / Ethias)
[Nieuwe schorsingsgrond van de verjaring van de strafvordering]
Gent 25 september 2013
Antwerpen (corr.) (12e k.) nr. 2012/CO/1054, C/1785/2013, 20 november 2013
[De Yahoo!-saga: verstrekking van elektronische identificatiegegevens]
EHRM (Grote Kamer) nr. 5786/08, 12 november 2013 (Söderman / Zweden)
EHRM (1e afd.) nr. 47152/06, 14 november 2013 (Blokhin / Rusland)
EHRM (3e afd.) nr. 27853/09, 26 november 2013 (X. / Letland)
Year
2014
Volume
2014
Number
1
Page
79
Language
Dutch
Court
Europees Hof voor de Rechten van de Mens - Cour Européenne des Droits de l’Homme, 26/11/2013
Reference
“EHRM (3e afd.) nr. 27853/09, 26 november 2013 (X. / Letland)”, TSTRAFRECHT 2014, nr. 1, 79-81
Recapitulation
Samenvatting 1 Bij het bepalen of de beslissingen van de nationale rechtbanken voor een rechtvaardig evenwicht hebben gezorgd tussen de conflicterende belangen – die van het kind, de beide ouders en de openbare orde – binnen de perken van de beoordelingsruimte van de verwerende Staat ter zake, moet het hogere belang van het kind de voornaamste afweging vormen. Om in dit opzicht een harmonieuze uitlegging van het EVRM en het Verdrag van Den Haag van 25 oktober 1980 over de burgerrechtelijke aspecten van de internationale ontvoering van kinderen te bereiken, moet met de elementen die een uitzondering kunnen vormen op de onmiddellijke terugkeer van het kind met toepassing van art. 12, 13 en 20 van het Verdrag van Den Haag eerst en vooral werkelijk rekening worden gehouden door de aangezochte rechter, die een op dit punt voldoende gemotiveerde uitspraak moet doen, en moeten zij vervolgens in het licht van art. 8 EVRM worden beoordeeld. Daaruit vloeit voort dat art. 8 EVRM de nationale overheid een procedurele verplichting oplegt, door te eisen dat in het kader van het onderzoek van de eis tot terugkeer van het kind, een verdedigbare bewering van ‘ernstig risico’ voor dit laatste bij terugkeer het voorwerp uitmaakt van een daadwerkelijk onderzoek en een gemotiveerde beslissing. Wat de juiste aard van het ‘ernstig risico’ betreft, beoogde de in dit opzicht door art. 13 b) van het Verdrag van Den Haag bepaalde uitzondering uitsluitend de situaties die verder gaan dan wat een kind redelijkerwijze kan dragen. In het voorliggende geval wijst het Hof erop dat de verzoekster voor de Letse rechtbanken verscheidene elementen heeft ingeroepen om te bewijzen dat de terugkeer naar Australië een ‘ernstig risico’ voor haar kind zou inhouden, en heeft ze ook het bestaan van strafrechtelijke veroordelingen tegen de vader doen gelden en mishandelingen van zijnentwege ingeroepen. De verzoekster heeft met name een getuigschrift voorgelegd dat door een psycholoog is opgesteld en dat besluit tot het bestaan van een risico op een trauma voor het kind indien dit onmiddellijk van zijn moeder wordt gescheiden. Hoewel de nationale rechtbanken het bestaan van een ‘ernstig risico’ voor het kind moesten nagaan en hoewel een psychologisch onderzoek rechtstreeks in verband werd gebracht met het hogere belang van het kind, heeft het regionale hof geweigerd de conclusies van deze expertise te onderzoeken in het licht van de bepalingen van art. 13 b) van het Verdrag van Den Haag. Terzelfder tijd hebben de nationale rechtbanken ook nagelaten de vraag te onderzoeken of de moeder haar dochter naar Australië kon volgen en contact met haar kon onderhouden. Daar de nationale rechtbanken de beweringen van de verzoekster niet zorgvuldig hebben onderzocht, heeft het besluitvormingsproces in het interne recht niet voldaan aan de procedurevoorschriften die inherent zijn aan art. 8 EVRM en is er dus sprake van een onevenredige inmenging in het recht op eerbiediging van het gezinsleven van de verzoekster.
Dear visitor
This page is reserved for Jurisquare members.
If you already are a member, please click the 'Log in' button below. If you would like to become a member, please click the 'Subscribe' button below. You can have access to the largest legal library in Belgium from € 422,57(VAT excl.) onwards!