- Full text
- Journal
- Number 451
- Article
- Grondwettelijk Hof nr. 117/2021, 30 september 2021 (het Centraal Israëlitisch Consistorie van België e.a., vzw Unie Moskeeën Antwerpen en de vzw Islamitisch Offerfeest Antwerpen, Marcel Lehrer en Nochem Jakobovics, e.a.)
Volume 2021 : 451
Vereiste van actueel belang voor Raad van State. Arrest van het Grondwettelijk Hof als nieuw puzzelstukje
Grondwettelijk Hof nr. 105/2020, 9 juli 2020 (prejudiciële vraag)
Grondwettelijk Hof nr. 117/2021, 30 september 2021 (het Centraal Israëlitisch Consistorie van België e.a., vzw Unie Moskeeën Antwerpen en de vzw Islamitisch Offerfeest Antwerpen, Marcel Lehrer en Nochem Jakobovics, e.a.)
Straatsburgs vervolg aan eindarrest Grondwettelijk Hof inzake onverdoofd slachten
Cass. (1e k.) AR C.19.0255.N, 18 juni 2021 (Serge VAN EEGHEM / STORINVEST bv, ISTORY bv, E. S., e.a.)
Kwijting niet tegenwerpelijk aan de curator die optreedt namens de boedel
Antwerpen 25 juni 2020
Draagwijdte van een wisselbrief
Antwerpen 6 januari 2021
[Auteursrecht] Geen bescherming tegen namaak van banale carport
Vereiste van actueel belang voor Raad van State. Arrest van het Grondwettelijk Hof als nieuw puzzelstukje
Grondwettelijk Hof nr. 105/2020, 9 juli 2020 (prejudiciële vraag)
Grondwettelijk Hof nr. 117/2021, 30 september 2021 (het Centraal Israëlitisch Consistorie van België e.a., vzw Unie Moskeeën Antwerpen en de vzw Islamitisch Offerfeest Antwerpen, Marcel Lehrer en Nochem Jakobovics, e.a.)
Straatsburgs vervolg aan eindarrest Grondwettelijk Hof inzake onverdoofd slachten
Cass. (1e k.) AR C.19.0255.N, 18 juni 2021 (Serge VAN EEGHEM / STORINVEST bv, ISTORY bv, E. S., e.a.)
Kwijting niet tegenwerpelijk aan de curator die optreedt namens de boedel
Antwerpen 25 juni 2020
Draagwijdte van een wisselbrief
Antwerpen 6 januari 2021
[Auteursrecht] Geen bescherming tegen namaak van banale carport
Year
2021
Volume
2021
Number
451
Page
822
Language
Dutch
Court
Grondwettelijk Hof - Cour Constitutionnelle - Arbitragehof - Cour d'Arbitrage, 30/09/2021
Reference
“Grondwettelijk Hof nr. 117/2021, 30 september 2021 (het Centraal Israëlitisch Consistorie van België e.a., vzw Unie Moskeeën Antwerpen en de vzw Islamitisch Offerfeest Antwerpen, Marcel Lehrer en Nochem Jakobovics, e.a.)”, NJW 2021, nr. 451, 822-830
Recapitulation
Samenvatting 1 De speciale slachtmethodes die vereist zijn voor religieuze riten, evenals het naleven van religieuze voedselvoorschriften en het zich kunnen verschaffen van vlees dat afkomstig is van dieren die werden geslacht overeenkomstig die religieuze voorschriften, dienen te worden beschouwd als een tot uiting brengen van een godsdienstige overtuiging en vallen binnen de werkingssfeer van de vrijheid van godsdienst. De verplichting om dieren bij het slachten vooraf te bedwelmen is een beperking op de vrijheid van godsdienst, bij decreet bepaald, waarmee de decreetgever het dierenwelzijn heeft willen bevorderen. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de decreetgever ervan is uitgegaan dat het onbedwelmd slachten van dieren een lijden bij het dier veroorzaakt dat vermijdbaar is. De bevordering, bij het slachten, van de bescherming en de eerbiediging van het welzijn van dieren als wezens met gevoel kan worden beschouwd als een morele waarde die wordt gedeeld door talrijke personen in het Vlaamse Gewest. Bijgevolg valt het doel dat erin bestaat bij het slachten elk te voorkomen lijden van voor consumptie bestemde dieren te vermijden, onder, enerzijds, de bescherming van de moraal en, anderzijds, de bescherming van de rechten en vrijheden van personen die in hun levensopvatting gehecht zijn aan het welzijn van dieren. Hieruit vloeit voort dat het met het bestreden decreet nagestreefde doel een legitiem doel van algemeen belang is dat een inmenging kan verantwoorden in de rechten die zijn gewaarborgd bij artikel 19 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 9 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Noch uit de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, noch uit de scheiding tussen Kerk en Staat, noch uit de neutraliteitsplicht van de overheid, vloeit een verplichting voor de overheid voort om elk - al dan niet religieus - levensbeschouwelijk voorschrift te accommoderen in haar regelgeving. Het feit dat de decreetgever in die context niet bij machte is om het dierenwelzijn ten volle te beschermen door de verkoop en de consumptie van het vlees van onbedwelmd geslachte dieren volledig aan banden te leggen, mag hem evenwel niet verhinderen om die doelstelling na te streven aan de hand van de maatregelen die hij wel vermag te nemen. Uit het voorgaande volgt dat de beperkingen die het bestreden decreet stelt aan de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst door een voorafgaande bedwelming toe te laten die omkeerbaar is en niet tot de dood van het dier kan leiden, indien het doden het voorwerp uitmaakt van bijzondere slachtmethodes voorgeschreven door de ritus van een eredienst, beantwoorden aan een dwingende maatschappelijke behoefte en evenredig zijn met de nagestreefde wettige doelstelling om het dierenwelzijn te bevorderen. Het bestreden decreet houdt bijgevolg geen onverantwoorde beperking van de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst in. Art. 19 , Gecoördineerde Grondwet Art. 9 , Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden Samenvatting 2 Zonder dat het nodig is na te gaan of de verplichting van voorafgaande bedwelming die omkeerbaar is en niet tot de dood van het dier kan leiden, indien het doden het voorwerp uitmaakt van bijzondere slachtmethodes voorgeschreven door de ritus van een eredienst, een aanzienlijke achteruitgang van het beschermingsniveau van het recht op culturele ontplooiing inhoudt van joodse gelovigen, volstaat het vast te stellen dat het bestreden decreet steunt op motieven van algemeen belang. De standstill-verplichting vervat in artikel 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, is derhalve niet geschonden. Art. 23 , Gecoördineerde Grondwet Art. 15 , Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake economische, sociale en culturele rechten Samenvatting 3 Artikel 15 , § 2, van de wet van 14 augustus 1986 biedt louter de mogelijkheid om gebruik te maken van de techniek van de omkeerbare bedwelming bij het slachten van dieren in het kader van een religieuze rite, kan ze niet in die zin worden geïnterpreteerd dat ze zou definiëren wat de speciale slachtmethoden moeten zijn die vereist zijn voor religieuze riten. Een dergelijke interpretatie zou niet verzoenbaar zijn met de plicht tot neutraliteit en onpartijdigheid van de decreetgever ten aanzien van de legitimiteit van de religieuze overtuigingen of de manier waarop ze tot uiting worden gebracht. Het bestaan van verschillende stromingen binnen de joodse en islamitische geloofsgemeenschap over de na te leven religieuze voorschriften bij ritueel slachten heeft geen invloed op die vaststelling. Artikel 15 , § 2, van de wet van 14 augustus 1986, zoals vervangen bij artikel 3 van het bestreden decreet, dient aldus in die zin te worden begrepen dat het voorziet, als tegemoetkoming aan de joodse en islamitische gelovigen, in een alternatieve verdovingsmethode, zonder zich op enigerwijze uit te spreken over de inhoud en de strekking van religieuze voorschriften bij het slachten van dieren. Het loutere gegeven dat de Vlaamse Regering gemachtigd wordt om de voorwaarden te bepalen omtrent « de bekwaamheid van […] de personen die betrokken zijn bij het doden van dieren, met inbegrip van de inhoud en organisatie van de opleidingen en examens, en de aflevering, intrekking en schorsing van de getuigschriften die in dat kader zijn afgeleverd », kan niet worden beschouwd als een inmenging van de Staat in de autonomie van de geloofsgemeenschappen in zoverre het vakbekwaamheidsniveau en het getuigschrift van vakbekwaamheid eveneens vereist zijn voor offeraars die slachtingen voorgeschreven door de ritus van een eredienst uitvoeren. Art. 15 , Wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren Art. 3 , Wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren Samenvatting 4 De decreetgever beoogt met de invoering van een verbod op onbedwelmd slachten in het Vlaamse Gewest de bescherming van het dierenwelzijn te bevorderen, wat een doelstelling is van algemeen belang. Om de redenen die zijn uiteengezet in de voormelde overwegingen kon de decreetgever oordelen dat de beperkingen die het bestreden decreet met zich meebrengt voor het recht op arbeid en voor de vrije keuze van beroepsarbeid en de vrijheid van ondernemen, noodzakelijk zijn en dat geen minder verregaande maatregelen denkbaar zijn om de nagestreefde doelstelling te realiseren. Het bestreden decreet verbiedt of verhindert niet dat producten van dierlijke oorsprong van dieren die in een ander gewest of in een ander land ritueel en zonder voorafgaande bedwelming zijn geslacht, in het verkeer worden gebracht in het Vlaamse Gewest. Aldus zijn de slagerijen niet in de onmogelijkheid om zich te bevoorraden met vlees van ritueel geslachte dieren. Voor wat het recht op arbeid betreft, dient erop te worden gewezen dat het bestreden decreet voorziet in een alternatief bedwelmingsprocedé, waarbij beoogd wordt zoveel als mogelijk tegemoet te komen aan de bekommernissen van de joodse en de islamitische gelovigen. Het decreet van 7 juli 2017 verbiedt niet de rituele slachting als dusdanig, maar heeft het slechts gevolgen voor één aspect van de specifieke rituele daad van het slachten, namelijk het aspect dat betrekking heeft op de wijze waarop het dier wordt gedood en dat verband houdt met de bescherming van het dierenwelzijn. Het decreet raakt niet aan de andere aspecten van de ritus van het slachten, die door de slachters kan worden uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van de joodse en de islamitische godsdienst. Samenvatting 5 Er is geen schending van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, doordat - de joodse en de islamitische gelovigen op dezelfde wijze zouden worden behandeld als personen die niet zijn onderworpen aan specifieke door een godsdienst ingegeven voedselvoorschriften - de joodse gelovigen, enerzijds, en de islamitische gelovigen, anderzijds, gelijk zouden worden behandeld - de personen die dieren doden bij het uitoefenen van de jacht of de visvangst of bij het bestrijden van schadelijke organismen, enerzijds, en de personen die dieren doden volgens bijzondere slachtmethodes, voorgeschreven door de ritus van een eredienst, anderzijds, verschillend zouden worden behandeld. Samenvatting 6 Uit het arrest HvJ (Grote Kamer) nr. C-336/19, 17 december 2020, blijkt dat art. 26, § 2, eerste lid, c), van verordening nr. 1099/2009/EG van de Raad inzake de bescherming van dieren bij het doden, gelezen in het licht van art. 13 , VWEU, en art. 10 , lid 1, Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zich niet verzet tegen de reglementering van een lidstaat die in het kader van het ritueel slachten voorziet in een omkeerbaar bedwelmingsproces dat niet de dood van het dier tot gevolg kan hebben. Art. 13 , Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de werking van de Europese Unie Art. 10 , Gecoördineerde Grondwet Samenvatting 7 Het Grondwettelijk Hof verwerpt de vernietigingsberoepen tegen Vlaamse decretale bepalingen die rituele slachtingen zonder voorafgaande verdoving verbieden. Artikel 23 van de Grondwet machtigt de wetgever beperkingen op te leggen aan het recht op arbeid en de vrije keuze van een beroepsactiviteit en bekrachtigt de vrijheid van handel en nijverheid of de vrijheid van ondernemen niet in de begrippen “recht op arbeid” en “vrije keuze van een beroepsactiviteit”. De vrijheid van ondernemen wordt gewaarborgd door artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en, sinds de opheffing van het decreet d’Allarde , door artikel II.3 van het Wetboek van economisch recht. Het is dus ten aanzien van die bepalingen, gelezen in samenhang met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, dat het Hof de bestreden decreten onderzoekt. Het Hof, dat de legitieme doelstelling van bescherming van het dierenwelzijn en de evenredigheid van de verbodsbepalingen in herinnering brengt, besluit tot de ontstentenis van schending zowel van het recht op arbeid als van de vrijheid van ondernemen. Art. 23 , Gecoördineerde Grondwet Art. 16 , Gecoördineerde Grondwet Art. II.3 , Wetboek van economisch recht Art. 10 , Gecoördineerde Grondwet Art. 11 , Gecoördineerde Grondwet
Dear visitor
This page is reserved for Jurisquare members.
If you already are a member, please click the 'Log in' button below. If you would like to become a member, please click the 'Subscribe' button below. You can have access to the largest legal library in Belgium from € 422,57(VAT excl.) onwards!